Acceptance site
20-1-2021

‘Kwaliteitsregister DBIR heeft ook na komst LIR nog duidelijke rol’

“Eén plus één is drie.” Met die gedachte is volgens plastisch chirurgen Marc Mureau (Erasmus MC) en Hinne Rakhorst (Medisch Spectrum Twente) kwaliteitsregister DBIR voor borstimplantatie opgericht. Het doel was schandalen zoals met de PIP-implantaten te voorkomen en zorgkwaliteit te verbeteren.

‘Kwaliteitsregister DBIR heeft ook na komst LIR nog duidelijke rol’ - ‘Kwaliteitsregister DBIR Heeft Ook Na Komst LIR Nog Duidelijke Rol’

Het register is de afgelopen jaren steeds meer, standaard datasets gaan omvatten. In toenemende mate wordt voor deze kwaliteitsinformatie registratie via GS1 barcodes gebruikt.

De DBIR (Dutch Breast Implant Registry) is een kwaliteitsregistratie die sinds 1 april 2015 de kwaliteit van zorg én van borstimplantaten monitort. De registratie is ontwikkeld door de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie (NVPC) en is één van de 22 kwaliteitsregistraties gefaciliteerd door DICA. Mureau en Rakhorst zijn beiden DBIR-bestuurslid.

Patiënten snel traceren als er iets mis is met een implantaat

In 2019 registreerden alle ziekenhuizen en 94 procent van de privéklinieken in Nederland gegevens in de DBIR. Deze omvat nu ruim 42.000 patiënten, 45.000 procedures en 92.000 borstimplantaten. Zo kunnen patiënten snel getraceerd worden als er iets mis is met een implantaat, terwijl de kwaliteit van borstimplantaatchirurgie gegarandeerd kan worden.

Automatisch en handmatig registreren

Registratie in DBIR gebeurt op twee manieren. In het Erasmus MC wordt DBIR gevuld via het HiX EPD, enkele malen per jaar via batch uploads, vertelt Mureau. “Het grote voordeel is dat veel patiënt- en andere gegevens niet overgetypt hoeven te worden. Dat voorkomt fouten en beperkt de administratieve last, ten opzichte van het handmatig informatie invoeren in het DBIR-portal.”

Met het scannen van GS1 barcodes, geen zorgen om de registratie van een gebruikt borstimplantaat in het LIR

Een ander voordeel van registreren via het scannen van de GS1-code ofwel de Unique Device Identification (UDI) is dat de scandata meteen doorgestuurd wordt naar het Landelijk Implantaten Register (LIR) én we ook direct voldoen aan de Medical Device Regulation (MDR). “We weten dat wanneer we GS1 barcodes scannen, we ons over registratie van een gebruikt borstimplantaat in het LIR geen zorgen meer hoeven te maken.”

De andere methode is handmatige registratie, wat volgens Rakhorst nog veel gebeurt in klinieken. Reden hiervoor is dat zij vaak minder ver doorgevoerde EPD-integratie hebben en minder support om projecten zoals automatische registratie op te zetten dan een organisatie zoals het Erasmus MC.

“Dat geldt ook voor Medisch Spectrum Twente. In totaal voert 60-70 procent van alle zorginstellingen nu handmatig de DBIR in. Dat heeft natuurlijk nadelen en we zouden ook in meer gevallen automatische registratie willen. Overigens heeft handmatig invoeren ook een voordeel: als je het invoert, is het meteen real-time beschikbaar als spiegelinformatie. Dat is niet het geval met de periodieke batch uploads.”

Streven naar standaardisatie

Beide systemen draaien naast elkaar en bijten elkaar niet, maar het streven is naar zoveel mogelijk standaardisatie en automatisering, om de kwaliteit van data in het register te maximaliseren.

Rakhorst benadrukt het belang van één eenduidige barcode – een UDI - waar hard aan gewerkt wordt door leveranciers, scannerfabrikanten en mondiale standaardenorganisaties zoals GS1. “Nu staan er vaak vier barcodes op een verpakking, wat het registreren er niet makkelijker op maakt.” De druk van de MDR-regulering heeft hierin voor een versnelling gezorgd.

Overigens, stelt Mureau, is het invoeren van barcode scanning ook in het Erasmus MC geen sinecure. Zo zijn er meerdere versies van scanners, terwijl verpleegkundigen en chirurgen hierover meestal geen specifieke kennis hebben. “De scanner functioneert prima met de online portal van DBIR. Maar als je dan een andere scanner gebruikt en die is nog niet GS1-compatible ingesteld, dan werkt het niet. Dan is al snel de neiging die scanner weg te leggen. Dat heeft ook ons wel enkele maanden gekost.”

Samenhang DBIR en LIR

Mureau: “De DBIR heeft een andere functie dan een verplicht register zoals het LIR. Onze spiegelinformatie is bedoeld om kwaliteit van borstimplantaten en operaties op langere termijn te volgen en zo de kwaliteit van implantaten en zorg te verbeteren – ook door dit naar leveranciers terug te koppelen.”

Het LIR omvat alleen implantaat- en zorgverlenerdata. Bij problemen met een implantaat, kan hierdoor snel en makkelijk een recall worden uitgevoerd. “Waar LIR de breedte in gaat, gaan wij dus de diepte in. Bovendien verwacht ik niet dat kwaliteitsregistraties op korte termijn wettelijk verplicht gaan worden.”

Verdere kwaliteitsverbetering

Rakhorst zou de komende jaren verdere kwaliteitsverbetering willen realiseren die door privacywetgeving zoals de AVG nog beperkt wordt. Zo kunnen nu alleen geaggregeerde gegevens gebruikt worden. “Het zou een aardige winstpakker voor de hele EU zijn wanneer we onze kwaliteitsregistratie grensoverschrijdend en per patiënt kunnen hanteren. Dan kun je elkaar helpen in het verbeteren van de kwaliteit van implantaten en zorg.”

De plastisch chirurg hoopt dan ook dat verdere samenwerking, gefaciliteerd door standaarden zoals van GS1, de komende jaren helpt om kwaliteitsregisters zoals DBIR beter praktisch toepasbaar te maken.

Internationale samenwerking

Eenduidige registratie via de UDI van het borstimplantaat maakt het ook eenvoudiger om straks registers over grenzen heen te vergelijken.

Een al bestaand voorbeeld van internationale samenwerking is ICOBRA (International Collaboration of Breast Registry Activities), opgezet door Australië, Nederland, Zweden en Engeland als koplopers in kwaliteitsregisters. De VS zijn ook aangehaakt, terwijl landen zoals Duitsland, Frankrijk en Italië hiermee bezig zijn.

Mureau hierover: “Er is nu op internationaal niveau data geaggregeerd om te vergelijken en te komen tot een eerste internationaal jaarverslag over de kwaliteit van borstimplantaten en zorg hiervoor. Binnen afzienbare tijd moet er over één miljoen borstimplantaten kwaliteitsinformatie beschikbaar zijn, met als internationale standaard de ICOBRA-dataset.”